In de tweede helft van de 15de eeuw, wordt een vrouwelijke tak toegevoegd aan de Karmel orde.
In de behoorlijk beveiligde steden leidden deze Karmelietessen een zuiver contemplatief bestaan, gewijd aan gebed en offer voor de Kerk en voor de wereld. Het waren vooral ordepaters die leiding en bezieling gaven aan de eerste zusterkloosters.
In de 16de eeuw was de eerste vurigheid van heel de Karmelorde behoorlijk verzwakt.
Een Spaanse karmelietes, Teresia van Jezus, begon in de stad Avila met een hervorming volgens de oorspronkelijke regel van de Berg Karmel.
In doorgaans kleine communauteiten ( 10 à 20 kloosterzusters ) stelde zij het individuele gebed op de centraal.
In 1567 leidde haar hervorming, samen met die van Johannes van het Kruis, tot het ontstaan van de groep
‘ Ongeschoeide’ karmelieten en karmelietessen ( o.c.d. )
Weldra verspreidde de diepgaande hervorming zich over heel Spanje en Frankrijk.
Onder de bescherming van Aartshertogin Isabella voltrok de uitbreiding zich ook in Nederlanden.
Daarbij bleef de band met de lokale patersklooster heel intens , zeker wat betreft de spiritualiteit van de orde.